Category: Uncategorized

Het gevaar van werken met diagnoses (en ik het daarom ook niet doe)

An voelt zich al jaren regelmatig somber, verdrietig en angstig. Na aandringen van vrienden is ze nu met therapie begonnen. Na het intakegesprek bij een psychiater krijgt An te horen dat ze een depressieve stoornis en een sociale angststoornis heeft.

Ergens is An blij met de diagnoses.

Het voelt voor haar als een erkenning dat haar problemen 'echt' zijn. Soms kan ze zichzelf vertellen dat ze zich aanstelt, dat ze zich gewoon over haar negatieve gevoelens heen moet zetten. Ze kan zich dan gefrustreerd voelen en boos op zichzelf. De diagnoses geven tegenwicht aan deze gedachten en gevoelens.

Met de diagnoses hoopt An ook erkenning te krijgen van haar vader. Haar vader kan niet veel met emoties. Sinds An last heeft van haar moeilijke gevoelens, krijgt ze elke keer als ze bij haar vader op bezoek is opmerkingen. Opmerkingen als 'Doe toch een beetje vrolijk', 'Het is jouw keuze hoe je met je gevoelens omgaat', 'Er komt ook echt weinig uit jou altijd', 'Je bent net zo melancholiek als je moeder' doen An pijn. Ze kan zich dan schuldig voelen en erover schamen dat het haar niet lukt om zich beter te voelen. Dankzij de diagnoses kan ze nu zeggen; 'Kijk pap, ik stel me niet aan'.

Wat verder fijn voelt voor An om de diagnoses te horen is dat An zich nu minder machteloos voelt ten opzichte van haar gevoelens. Omdat An de afgelopen jaren niet goed wist wat er aan de hand was, had haar fantasie alle ruimte voor de engste scenario's. Zo kan ze soms bang zijn dat zij niet te helpen is en ze zich de rest van haar leven slecht zal voelen. Ook kan ze bang zijn dat er echt iets fundamenteel mis is met haar, iets waar andere mensen geen last van zouden hebben.

De diagnoses geven An het gevoel dat het beestje nu een naam heeft. Het is dus eigenlijk best normaal waar ze last van heeft. Het is heel menselijk. En als haar klachten zo'n duidelijk label hebben, dan zal er ook wel wat aan die klachten te doen zijn. An voelt weer hoop.

Zo op het eerste gezicht lijken diagnoses heel helpend te zijn voor An. Zo schaamt ze zich minder en voelt ze zich minder machteloos. Ik ben alleen bang dat het positieve effect van de diagnoses snel uitgewerkt is. En ik ben bang dat er ook een negatieve effecten zullen zijn.

Het positieve effect van diagnoses zal snel voorbijgaan

De erkenning

Het lijkt erop dat An het moeilijk vindt haar eigen gevoelens veel bestaansrecht te geven. Het horen van de diagnoses geeft haar even een stuk erkenning. Maar mijn inschatting is dat Ans ‘innerlijke criticus’ gewoon doorgaat met Ans gevoelens en ervaringen ter discussie te stellen. Ook met de diagnoses. De manier waarop wij met onze emoties omgaan is namelijk erg stabiel gedurende ons leven.

Hetzelfde eigenlijk wat betreft haar vader. Ik denk dat Ans vader gewoon door zal gaan met Ans ervaringen te invalideren en devalueren. De manier waarop wij met emoties van andere mensen omgaan is ook erg stabiel gedurende ons leven.

De hoop

Ans gevoelens van machteloosheid zijn even stil. Maar zodra de therapie begint en An (of haar therapeut) het gevoel krijgt dat er onvoldoende progressie is, zal An zich weer heel snel machteloos voelen.

De (mogelijke) negatieve effecten van diagnoses

Hieronder noem ik een aantal mogelijke negatieve effecten. Ik schrijf ‘mogelijk’, omdat het heel individueel is welke negatieve effecten er zijn. Sommige negatieve effecten (zoals beschreven onder 2.Het houdt de aandacht weg van iemands hier-en-nu) zijn er volgens mij wel bijna altijd.

1.Het kan een onwenselijke machtsrelatie vestigen

An is waarschijnlijk groot geworden met een vader die op emotioneel vlak grensoverschrijdend is. Ans vader meent te weten hoe An zich voelt (‘melancholiek’) en wat An met haar gevoelens doet (‘het is jouw keuze’).

Het is daarom voor An heel belangrijk in therapie te leren zelf baas in eigen huis te zijn. Zij is degene die precies weet wat er bij haar van binnen gebeurt. Niemand mag dat voor haar invullen.

Als een therapeut/vragenlijst/DSM V An gaat vertellen hoe zij eigenlijk in elkaar zit, wat zij voelt, en wat zij zou moeten voelen, dan neemt de therapeut/vragenlijst/DSM V eigenlijk de rol van Ans vader over. En weer is An niet baas in eigen huis. Op deze manier wordt een oud patroon herbevestigd (wat soms leidt tot hertraumatisering).

2.Het houdt de aandacht weg van iemands hier-en-nu

Een kenmerk van mentaal ‘gezond’ functioneren is dat je aangepast bent aan de situatie/omgeving waarin je je bevindt. En emoties zijn hierbij je belangrijkste instrument. Die laten je in elke situatie voelen wat er belangrijk is en wat je nodig hebt.

De belangrijkste vaardigheid die je in therapie daarom leert is per moment in te checken met jezelf, met je eigen emoties. Wat voel ik nu? Wat gebeurt er bij me vanbinnen? Wat heb ik nu nodig? Waar gaat dit angstige gevoel over?

Als je incheckt met jezelf, dan stel je jezelf vragen. Met andere woorden, je weet het antwoord nog niet. En je staat open voor nieuwe informatie.

Een diagnose geeft antwoord. Alleen heeft dat antwoord niks met de concrete situatie/omgeving te maken waarin je je bevindt. Als je diagnose zegt dat je ADHD hebt, dan is het ADHD waarom je je rusteloos voelt als je naar je werk rijdt. En het is je ADHD waarom je je rusteloos voelt als je met je partner aan de telefoon zit. Dat je rusteloosheid op weg naar je werk te maken heeft met de prestatiedruk die je op het werk voelt en dat je rusteloosheid bij je partner te maken heeft met opgebouwde frustratie wordt door de diagnose gemist.

Een ander probleem is dat de verklaring/antwoord die de diagnose je geeft, je afremt om in te checken met jezelf. En laat dat zoals gezegd precies de belangrijkste vaardigheid zijn die je in therapie kunt leren.

Een derde daaruit voortvloeiend probleem is dat een diagnose je niet laat zien wat je in het hier-en-nu nodig hebt. Om je behoeften per situatie te voelen zul je met jezelf in moeten checken.

Hieronder drie voorbeelden die dit hopelijk duidelijker maken:

Voorbeeld 1: afwijzingsangst

Zonder nieuwsgierigheid

Lea voelt zich verdrietig nadat haar vriend wat kortaf was. Laatst had Lea gelezen over rejection sensivitity. Dat zal dit wel zijn.

Met nieuwsgierigheid

Lea voelt zich verdrietig nadat haar vriend wat kortaf was. Ze checkt in met zichzelf. Ze voelt zich gekwetst en verdrietig. Wat haar raakte was vooral de kille blik en de monotone manier van praten van haar vriend. Nu ze erbij stil staat merkt ze op hoe ze die blik en manier van praten kent van haar vader op momenten dat hij boos was. Lea kon dan echt het gevoel hebben dat hij niet om haar gaf.

Voorbeeld 2: overprikkeling/hoogsensitiviteit

Zonder nieuwsgierigheid: Rob voelt zich overprikkeld. Hij weet dat dat komt door zijn hoogsensitiviteit.

Met nieuwsgierigheid: Rob voelt dat alles wat zijn gesprekspartner zegt heel hard bij hem binnenkomt, hij merkt dat het bijna fysiek pijn doet. Als hij incheckt met zichzelf merkt hij dat hij het gevoel heeft dat zijn gesprekspartner sterk aan het zenden is maar weinig op hem lijkt af te stemmen. Hij voelt de behoefte dat de ander even precies kijkt wat hij nu nodig heeft en zich daaraan aanpast.

Voorbeeld 3: ADHD-gedrag

Zonder nieuwsgierigheid

Bert begint zich ineens rusteloos te voelen terwijl hij moet studeren. Hij denkt; 'Dat is weer m'n ADHD verdorie'. Hij begint zich te frustreren dat hij zich niet kan concentreren en begint te googelen wat hij kan doen om zich beter te concentreren.

Met nieuwsgierigheid

Bert begint zich ineens rusteloos te voelen terwijl hij moet studeren. Hij vraagt zich af wat er bij hem gebeurt. Hij bedenkt zich dat hij net aan zijn vriendin dacht. Hij gaat in gedachten weer terug naar zijn vriendin. Hij stelt zich de vraag, is er iets rond mijn vriendin dat mij rusteloos maakt? Hij merkt dat hij zich wat verdrietig voelt. Als hij probeert te voelen waar dat verdriet over gaat merkt hij op dat hij terug moet denken aan de ruzie die ze gisteren hadden. Terugdenkend aan de ruzie van gisteren merkt hij dat zijn verdriet sterker wordt. Hij voelt de behoefte om zijn vriendin te laten weten dat hij zich nog steeds gekwetst voelt.

3.Het kan een gevoel van agency onderdrukken

Nauw verbonden met hoe open je in relatie staat met jezelf is je gevoel van agency richting je emoties en klachten. Als je een open, nieuwsgierige houding naar jezelf hebt, dan zul je ervaren dat je invloed hebt op je emoties en mentale klachten. Bijvoorbeeld doordat je eerder je behoeften op kunt merken en hier wat mee kunt doen (zie bijvoorbeeld Bert die zijn rusteloosheid weet te vertalen in een behoefte richting zijn vriendin). En soms is alleen al een nieuwsgierig inchecken met jezelf wat je nodig hebt om je beter te voelen.

Een belangrijk doel van therapie is dus dat mensen een gevoel van agency ontwikkelen richting hun innerlijk leven.

Een diagnose kan je het gevoel geven dat je zelf weinig kunt doen aan je klachten. Het is immers je stoornis waardoor je bepaalde dingen doet/ervaart.

Pas op: soms hebben mensen het idee dat ze volledige controle hebben over hun innerlijke wereld. Dat is niet hetzelfde als een gevoel van agency. Een gevoel van volledige controle blijkt bij cliënten vaak een wens te zijn of een moeten (‘ik zou me gewoon beter moeten kunnen voelen’).

4.Het kan de therapeut minder nieuwsgierig maken

Een voorwaarde dat een cliënt een open, nieuwsgierige houding naar zichzelf kan ontwikkelen, is dat de therapeut zelf open en nieuwsgierig is richting de cliënt. Als een therapeut uitgaat van een bepaalde diagnose, dan zal dit zijn/haar/hun nieuwsgierigheid beperken. Sterker nog, uit onderzoek blijkt dat therapeuten zelfs geneigd zijn diagnoses te willen bevestigen (confirmation bias). Dit gebeurt onder andere door selectieve aandacht: aandacht besteden aan alles wat past bij de diagnose, en minder/geen aandacht aan dingen die de diagnose tegenspreken. Of nog rigoureuzer: er zijn therapeuten die weigeren in een sessie aandacht te besteden aan ervaringen van cliënten die (op het oog) niet direct verband houden met de diagnose.

Soms is het een gevoel van machteloosheid waardoor een therapeut diagnostisch begint te denken. Als ik in een therapie met een cliënt aan diagnoses begin te denken, dan is dat voor mij een teken dat ik me misschien wat machteloos voel. Ik probeer dan weer met extra nieuwsgierigheid naar de cliënt te kijken.

5.Het kan hoop op verandering wegnemen

Een diagnose kan sommige mensen het gevoel geven dat er niks is wat ze tegen hun klachten kunnen doen. Ze hebben immers een stoornis. Dit gevoel kan met name opgeroepen worden door persoonlijkheidsstoornissen, aangezien de boodschap daarbij vaak is dat dit hele hardnekkige stoornissen zijn.

6.Het kan een negatief zelfbeeld bevestigen

De meeste cliënten die bij mij in therapie komen hebben een negatief zelfbeeld. Vaak gaat dat negatieve zelfbeeld ook over hun emoties/innerlijke wereld:

“Eigenlijk ben ik gestoord, ik kan zulke sterke emotionele reacties hebben”

“Ik kan niet voelen, ik ben een autist”

“Ik kan me moeilijk inleven en ben vooral met mezelf bezig, ik ben een narcist”

Nu zal een diagnose angststoornis misschien weinig impact hebben op iemands zelfbeeld. Maar diagnoses als bijvoorbeeld een borderline, narcistische of vermijdende persoonlijkheidsstoornis hebben wel de potentie om een negatief zelfbeeld te bevestigen.

Overigens kan een diagnose soms ook voortkomen uit een negatief zelfbeeld. Iemand die in haar jeugd vaak te horen heeft gekregen dat zij onbetrouwbaar is, kan dit zijn gaan geloven. Zij kan dan bij een diagnostische test invullen dat zij grensoverschrijdend kan zijn. Of dat zij mensen zou kunnen manipuleren.

7.Het kan thema’s/context die juist relevant zijn buiten beeld laten

Een diagnose gaat over een individu. Het betrekt niet de context van het individu erbij. Soms is het juist de context waar het eigenlijk over zou moeten gaan:

Sam heeft het gevoel vast te zitten in haar huwelijk. Ze is compleet verantwoordelijk voor de zorgtaken waardoor ze geen ruimte heeft voor zichzelf en haar eigen persoonlijke ontwikkeling. Sam is gepromoveerd Neerlandica. Maar omdat ze nu al jaren aan huis gebonden is, heeft ze niet meer een duidelijk gevoel van wie ze is. Door een gevoel van onrecht heeft ze veel frustratie opgebouwd. Als ze haar behoeften of frustratie probeert te uiten naar haar partner wordt hij erg boos en kan hij agressief worden. Ze voelt daardoor dat ze geen kant op kan. Op sommige momenten weet ze niet meer wat ze moet doen met haar frustratie, en kan ze zichzelf pijn doen.

Sam zou wellicht in aanmerking kunnen komen voor de diagnose borderline persoonlijkheidsstoornis. Maar deze diagnose zou voorbijgaan aan waar het ook zeker over moet gaan: Sams huwelijk en de opgelopen frustratie.

8.Diagnoses kunnen een mal zijn waar de cliënt niet in past

Ons innerlijk leven is niet netjes georganiseerd in modules. Iemand met autistische klachten en traumatische klachten heeft niet een module ‘autisme’en een module ‘trauma’. Dit klinkt misschien vanzelfsprekend. Maar diagnostiek gaat hier impliciet vanuit. Mensen worden getest ‘voor autisme’, ‘voor trauma’ etcetera.

Dit kan tot merkwaardige situaties leiden. Als de persoon met autistische klachten en traumatische klachten hoog genoeg op het autisme spectrum zit terwijl er net te weinig symptomen zijn om te spreken van een posttraumatische stressstoornis, dan zou dit een persoon zijn met autisme maar zonder trauma. Iemand die net lager op het autisme spectrum zit en toevallig één extra traumasymptoom heeft wordt dan een persoon zonder autisme maar met trauma.

In beide situaties is er geen erkenning (en waarschijnlijk geen aandacht) voor belangrijke klachten. En ook zullen de klachten niet in hun samenhang bekeken worden. Om bij dit voorbeeld te blijven: autistische klachten en traumaklachten kunnen soms een duidelijk verband hebben.

9.Diagnoses kunnen leiden tot onbehandelde klachten

Het belangrijkste argument voor het gebruik van diagnostiek in de GGZ is dat een diagnose laat zien wat de beste behandeling is.

Een probleem van dit perspectief is dat alle klachten waar geen diagnose voor is onbehandeld blijven.

De persoon met de diagnose autisme maar zonder de diagnose PTSS zal behandeld worden voor autisme. Er zal geen traumaverwerking zijn.

De persoon met de diagnose PTSS maar zonder de diagnose autisme zal een traumabehandeling krijgen, zonder dat er aandacht is voor zijn andere klachten.

Dit probleem doet zich het meeste voor bij mensen met complex trauma. Aangezien dit geen diagnostische categorie in de DSM V is, worden typische complex trauma-klachten vaak door therapeuten over het hoofd gezien of genegeerd. Mensen krijgen dan therapie voor bijvoorbeeld een angst- of depressieve stoornis. Typische complex trauma-klachten als diepe schaamte, wantrouwen en diepe eenzaamheid blijven dan onbehandeld.

10.Stigma

In het begin van deze post beschreef ik hoe An hoopte dat haar diagnose zou helpen erkenning te krijgen van haar vader.

Het tegenovergestelde van erkenning komt ook regelmatig voor. Een diagnose kan een stigma vormen. De omgeving van iemand met een diagnose kan de diagnose gebruiken om die persoon te bekritiseren of zelfs af te wijzen.

Tot slot

Één van de meest helende ervaringen in therapie is het gevoel écht gezien te worden in je diepste lagen. Behalve dat dit heel fijn voelt, heeft dit ook direct een enorme positieve impact op je eigenwaarde.

Om écht gezien te worden is het nodig dat je therapeut open en nieuwsgierig naar je is, terwijl je op hetzelfde moment open en nieuwsgierig contact met jezelf maakt. Niet-weten is hierbij helpend. Diagnoses zijn het niet.

Diepe eenzaamheid

Veel mensen kampen met een diep gevoel van eenzaamheid. Eenzaamheid is een gevoel dat echt fysiek pijn kan doen, het is een heel naar gevoel om te hebben als je het goed kunt voelen.

Eenzaamheid is niet altijd herkenbaar als eenzaamheid. We kunnen het voelen als bijvoorbeeld een leegte of een kilte.

Eenzaamheid staat los van hoe alleen je bent. Je kunt veel mensen om je heen hebben en je nog steeds eenzaam voelen. Je kunt heel alleen zijn en je niet eenzaam voelen. De reden hiervoor is dat diepe eenzaamheid niet een gevoel is dat over het hier-en-nu gaat, maar over vroeger.

Diepe eenzaamheid is wat in emotiegerichte therapie een core pain genoemd wordt. Een core pain is dat bekende pijnlijke gevoel dat we al sinds onze jeugd met ons meetorsen. We willen het niet voelen, we doen er alles aan om het weg te drukken (bijv. werk, drank, gezelschap, bezig blijven). Maar regelmatig komt het naar boven. Het kan bijvoorbeeld naar boven komen als we erg moe zijn, gestresst of als we getriggerd raken.

Diepe eenzaamheid is niet een beetje ongemak waar we even mee gaan mediteren. Als het als een beetje ongemak voelt, dan voel je je waarschijnlijk wat alleen. Ben je op dat moment ook daadwerkelijk wat geïsoleerd en voel je de behoefte om weer verbinding te zoeken, dan is dat ‘alleen voelen’ een helpende emotie (primair adaptief). Diepe eenzaamheid daarentegen motiveert je niet om contact te zoeken. Het voelt desolaat, onoplosbaar. Het suggereert hele pijnlijke dingen (bijv. “ik ben nooit geliefd geweest”, “dit gaat nooit veranderen”, “er zal nooit iemand zijn met wie ik echt verbinding zal voelen”, “dit leven heeft geen zin”) die we heel even kunnen voelen, maar doorgaans heel snel weer wegdrukken. Wat blijft hangen is iets als somberte, leegte, zwaarte. Of rusteloosheid. We kunnen rusteloos op zoek gaan naar een oplossing. “Wat moet ik doen?”, “Hoe kan ik toch ….”.

Het kan ons aanzetten om oeverloos terug te denken aan pijnlijke momenten in het verleden toen we ons enorm verlaten hebben gevoeld. De pijn van onze herinneringen kunnen we nog eens versterken met vragen als “Wat klopt(e) er toch niet aan mij dat dit mij zo overkwam?”. Diepe eenzaamheid gaat zo helaas vaak hand in hand met die andere core pain, diepe schaamte over onszelf.

Door de verbinding met schaamte wordt diepe eenzaamheid nog erger. De neiging die we voelen vanuit schaamte (core pain schaamte wel te verstaan) is om ons terug te trekken en af te sluiten. Misschien doen we nog een halfslachtige poging tot contact met de buitenwereld, maar innerlijk blijven we gereserveerd. Of we stoppen helemaal met contact te zoeken.

Diepe eenzaamheid kan ons doen afvragen of het hele leven nog wel zin heeft. Wat voor zin heeft het leven als het zo kil blijft aanvoelen, zelfs al heb je een rijke vriendengroep, druk sociaal leven of hechte familie om je heen?

Diepe eenzaamheid kan ook onze doodsangst versterken. De kilte van onze pijnlijke ervaringen kunnen we in de toekomst projecteren, op een eindeloos, levenloos en afstervend heelal. 

Diepe eenzaamheid kent zijn wortels meestal in onze jeugd. Als kind ben je door belangrijke anderen (regelmatig) op belangrijke momenten alleen gelaten. Dat kan fysiek, maar net zo goed emotioneel.

Bijvoorbeeld:

  • Als je als kind een aanvaring had met je ouders, huilend naar je kamer ging in de verwachting dat een ouder wel achter je aan zou komen. Maar die kwam nooit.
  • Als je als kind je verdriet probeerde te delen met een ouder. Maar de ouder kwam nooit verder dan “Nou kom op, zet je er even overheen”.
  • Als je als kind nooit de kans kreeg om jouw zienswijze of jouw beeld van een situatie met je ouders te delen.
  • Als je als kind op school buiten de groep viel.

Welke soorten emoties zijn er?

Welke soorten emoties zijn er?

In emotiegerichte therapie wordt uitgegaan van vier type emoties; primair adaptieve, primair maladaptieve, secundair maladaptieve en instrumentele.

1.Het ‘goud’: primair adaptieve emoties

Bij primair adaptieve emoties gaat het om je ‘gut-feeling’. Dit zijn de emoties die we meer willen voelen. Ik zal ze vanaf nu ‘helpende emoties’ noemen.

Deze emoties zijn per definitie nooit te veel of niet passend. Helpende emoties zijn directe reacties op een concrete situatie. Ze zijn als een sleutel in een slot. Je voelt je boos omdat op dat moment iemand over je grenzen gaat en je een grens moet stellen. Je voelt je verdrietig omdat je iets/iemand belangrijks verloren bent en je troost nodig hebt. Je schaamt je omdat je iets gedaan hebt wat tegen de normen van de groep in gaat zodat je je even wat op de achtergrond kunt stellen om zo de verbinding met de groep te herstellen.

Er gaat emotioneel niks vooraf aan helpende emoties. Het is niet dat je je boos voelt omdat je je eigenlijk onzeker voelt. Of dat je bang bent omdat je je eigenlijk boos voelt.

Als je handelt naar helpende emoties, ervaar je na afloop opluchting.

Het probleem is dat de meesten van ons als kind al geleerd hebben om (sommige) helpende emoties te onderdrukken. Als je als kind geen ruimte krijgt om je af en toe boos te voelen, dan leer je om helpende boosheid te onderdrukken. Als volwassene kun je dan nog steeds wel boos worden, maar dat is dan meestal secundaire boosheid (zie verderop). Als je als kind geen ruimte of aandacht krijgt voor verdriet, dan leer je helpend verdriet te onderdrukken.

Veel van de doelen waarmee mensen in therapie komen gaan eigenlijk over het meer voelen van helpende emoties:

“Ik wil meer voor mezelf op kunnen komen” (helpende boosheid)

“Ik wil meer liefde voelen” (liefde)

“Ik wil weten wie ik ben” (helpende boosheid)

“Ik wil meer mezelf kunnen zijn” (helpende boosheid)

“Ik wil meer leven vanuit mijn kern” (helpende boosheid)

“Ik wil weten wat ik met mijn leven wil doen” (helpende boosheid)

“Ik wil me minder alleen voelen” (helpend verdriet & helpende boosheid)

2.De ‘core pain’: primair maladaptieve emoties

De ‘core pain’ (kernpijn) zijn die emoties die ons het meeste pijn doen. Dit zijn de emoties verbonden met pijnlijke momenten in ons leven, met name in onze jeugd. Het zijn die pijnlijke gevoelens die we niet persé elke dag voelen. Maar soms steken ze de kop op. En als we ze voelen, dan herkennen we ze omdat ze ons vaak al sinds onze jeugd achtervolgen.

Een voorbeeld van een core pain is hechtingsangst. Als je je als kind onzeker hebt gevoeld in belangrijke relaties (bijv. met je moeder), dan kun je hechtingsangst ontwikkelen.

Een ander voorbeeld is diepe schaamte. Als je als kind veel kritiek of vernedering hebt ervaren, dan kun je een diepe schaamte over jezelf ontwikkelen. Je kunt dit trouwens ook ontwikkelen als je te weinig (emotionele) aandacht hebt gehad. Dat roept net zo goed schaamte op.

Het is helaas niet zo dat je core pain verdwijnt als je je beter gaat voelen. Door je beter te voelen wordt je core pain minder snel getriggerd. Maar op de achtergrond blijft het aanwezig. Het steekt dan weer de kop op op momenten dat je je minder voelt (periodes van stress, hangover, moeilijke levensgebeurtenissen).

Het is helaas ook niet zo dat je core pain verdwijnt door het te bestrijden met logica. Voor de spiegel gaan staan en 20 keer tegen jezelf vertellen dat je toch echt een waardevol persoon bent kan misschien helpen om je op dat moment wat beter te voelen. Maar je core pain blijft gewoon intact.

Core pain is vergelijkbaar met het concept ‘schema’s’ in schematherapie en kernovertuigingen in cognitieve gedragstherapie.

Core pain is/zijn maladaptieve emoties. Dat wil zeggen dat deze emoties je niet helpen in een situatie. Core pain zorgt ervoor dat je je terugtrekt/niks doet. Iemand gaat bijvoorbeeld je grens over, en doordat je je schaamt over jezelf laat je het gebeuren. Of je voelt je heel verdrietig. Doordat je bang bent dat je nu met je emoties ‘teveel’ bent voor je vrienden, slik je je verdriet in.

3.Secundair maladaptieve emoties

Secundair maladaptieve emoties (ik noem ze vanaf nu in het kort secundaire emoties) zijn emotionele reacties op je core pain. Je voelt je boos omdat je je eigenlijk bang voelt. Of je bent heel bang omdat je je eigenlijk diep van binnen schaamt.

Secundaire emoties zijn de moeilijke emoties die we dagelijks kunnen voelen. Deze zitten het meest aan de oppervlakte.

Voorbeelden van secundaire emoties zijn bezorgdheid, depressieve gevoelens, stress, machteloosheid, frustratie. Meestal zijn dit soort gevoelens de aanleiding voor mensen om hulp te zoeken.

Het lastige van secundaire emoties is dat ze niet over een specifieke situatie gaan. We voelen ons boos op alles en iedereen. Of we voelen ons boos en weten niet precies waarom en op wie.

Wat verder lastig is aan secundaire emoties is dat ze ons niet helpen om adequaat met situaties om te gaan. Secundair verdriet kan ons doen afsluiten van de mensen om ons heen, waardoor we ons nog slechter voelen. Secundaire angst kan ons motiveren om nog meer te gaan piekeren waardoor we ons nog angstiger voelen. Secundaire boosheid kan ons motiveren om mensen te kwetsen of relaties/dingen kapot te maken.

Omdat secundaire emoties ons niet helpen, heten ze maladaptief.

Hoewel we meestal het meest last hebben van secundaire emoties, is het toch verstandig om in therapie te focussen op de core pain. De core pain is namelijk de oorzaak van de secundaire emoties.

Instrumentele emoties

Instrumentele emoties zijn emoties die we gebruiken om een bepaalde reactie van onze omgeving op te roepen terwijl we die niet echt diep van binnen voelen. Huilen om te voorkomen dat we gestraft worden. Liefde laten zien om de ander aan ons te binden. Berouw laten zien om een ruzie te beëindigen.

Instrumentele emoties zorgen vaak voor misverstanden of conflicten met iemands omgeving.

Basisemoties

Van de meeste basisemoties (bang, boos, blij, verdrietig, schaamte, etc.) is er een behulpzame variant, een core pain variant, een secundaire variant en een instrumentele variant. Zo bestaat er behulpzame schaamte, core pain schaamte, secundaire schaamte en instrumentele schaamte.

Soms wordt gezegd dat er positieve emoties zijn (o.a. blij, trots, liefde) en negatieve (o.a. verdriet, schaamte, angst). Dit onderscheid tussen positieve en negatieve emoties wordt binnen emotiegerichte therapie niet gemaakt; de vraag is of een emotie helpend is of niet. Ook emoties die negatief aanvoelen kunnen belangrijk zijn om te voelen (zoals helpend verdriet bij het overlijden van een naaste en helpende angst in een bedreigende situatie).